Indicaties
Als parasympatholyticum voor gebruik bij paarden, honden en katten.Als gedeeltelijk tegengif voor organofosforvergiftiging.
Dosering en administratie
Als parasympatholyticum door subcutane injectie:
Paarden: 30-60 µg/kg
Honden en katten: 30-50 µg/kg
Als gedeeltelijk tegengif voor organofosforvergiftiging:
Ernstige gevallen:
Een gedeeltelijke dosis (een kwart) kan worden toegediend via intramusculaire of langzame intraveneuze injectie en de rest kan worden toegediend via subcutane injectie.
Minder ernstige gevallen:
De hele dosis wordt toegediend via een subcutane injectie.
Alle soorten:
25 tot 200 µg/kg lichaamsgewicht herhaald totdat de klinische tekenen van vergiftiging zijn verdwenen.
Contra-indicaties
Mag niet worden gebruikt bij patiënten met een bekende overgevoeligheid (allergie) voor atropine, bij patiënten met geelzucht of interne obstructie.
Bijwerkingen (frequentie en ernst).
Anticholinerge effecten zullen naar verwachting voortduren in de herstelfase van anesthesie.
Wachttijd
Vlees : 21 dagen.
Melk : 4 dagen.
Opslag
Bewaren beneden 25ºC, beschermen tegen licht.